Bijen leven in grote groep, een volk met een koningin, werksters en darren. Werkers leven slechts enkele maanden terwijl de koningin verschillende jaren leeft.
Darren zorgen voor de bevruchting van een nieuwe koningin. Wanneer de nieuwe koniginnen uitkomen verlaten ze de groep en nemen enkele werksters mee en start een nieuwe groep.
Bijen overwinteren in de korft of een boomstronk waarbij ze de ingang afsluiten met was. Door dicht op elkaar gepakt te zitten kunnen ze elkaar warm houden en roteren ze naar buiten zodat iedereen een keer aan de buitenzijde zit en in het centrum, net als de pinguins dit doen.

Wespen leven in een zelfgebouwd nest, onder een dak, op zolder, in de spouwmuur, in de grond of hangend in een boom. Een wespenvolk leeft slechts 1 jaar.
Aan het begin van de winter sterven de werksters en de koningin. Bevruchte jonge koninginnen vliegen uit en overwinteren in kleine spleten, vaak in huizen.
In het voorjaar.

Uiterlijk verschil

In tegenstelling tot de wesp is de bij sterk behaard en voorzien van speciale poten om stuifmeel te bewaren.
Wespen hebben een duidelijk wespentaille, ze hebben een duidelijk vernauwing tussen voor en achterkant van hun lijfje, bijen hebben dit ook maar in minder mate en vooral minder zichtbaar door hun beharing.